Achter in een diepe tuin stonden een aantal fruitbomen. Een appel- en een perenboom en ook een abrikozen-boom. De bomen waren daar in de buurt van elkaar neergezet in de hoop dat ze ooit prachtig zouden gaan bloeien en veel oogst zouden gaan geven.
De appel- en de perenboom hadden daar alle vertrouwen in en zij lieten de tijd zijn werk doen. Zij hadden geen haast en wisten dat ze eerst nog wat steviger en sterker moesten worden om te kunnen gaan bloeien. Ze stonden daar dag in dag uit en genoten van alles wat er om hen heen gebeurde; de regen, de zon, de vogeltjes die op hun takken kwamen zitten. Elke dag was er weer zoveel te beleven.
Voor de abrikozenboom was dit een heel ander verhaal. Dit was een gevoelig boompje; gevoelig voor kou, voor de wind en voor alles wat er om haar heen gebeurde. Zij stond daar niet zo ontspannen en vol zelfvertrouwen. Zij stond wat wiebelig en zij twijfelde of het haar ooit zou gaan lukken om te gaan bloeien en vruchten te gaan dragen. Steeds als de appel- en de perenboom haar gerust probeerden te stellen en zeiden dat ze zich niet zo druk moest maken, vroeg ze zich af hoe dit dan voor elkaar te krijgen. Ze piekerde zich suf, wilde begrijpen wat ze precies moest doen en wanneer. Tureluurs werd ze ervan.
Op een dag kwam er een mooie merel op een van haar takken zitten. Het abrikozenboompje had dit niet meteen door omdat ze te druk was met zich zorgen te maken over hoe ooit te gaan bloeien. De merel merkte dat het boompje flink wat zorgen had en begon heel rustig een gesprekje met haar. Hij hoorde alle zorgen van het boompje aan en zag dat zij het behoorlijk zwaar had.
De merel wist niet veel over bomen, maar wel heel veel over vrijheid en vertrouwen op de wind en op je eigen vliegkracht. De merel zei tegen het boompje: ”Luister lief boompje, jij staat hier niet voor niks. Jij hebt alles wat je nodig hebt om te bloeien al in je. Het enige wat je hoeft te doen is vertrouwen te hebben; vertrouwen in jezelf, vertrouwen in alles om je heen en vertrouwen dat gewoon jezelf zijn genoeg is. Als jij echt vertrouwen hebt gaat de rest vanzelf.” Het boompje moest dit even op zich in laten werken. Dit was wel heel simpel! Gewoon vertrouwen hebben en dan loslaten?
Toch gebeurde er iets in haar. Ze keek om zich heen en ineens zag ze al het moois om haar heen: de bloemen en de bijtjes. Deze leken allemaal ook vol vertrouwen. Wat ze ook ineens voelde was dat ze wortels had. Ze voelde ze heel stevig in de grond en ze zag dat ze al zoveel meer takken had dan toen ze net gepland was. Ze voelde zich steeds sterker worden. Een heerlijk warm gevoel van vertrouwen ging door haar heen. De merel zag dit gebeuren en vol blijdschap vloog hij weg. Hij had nog allerlei andere spannende plannen, maar hij was vastbesloten om volgend jaar deze tuin weer op te gaan zoeken.
En zo gebeurde het: precies een jaar later, vroeg in de lente, keerde hij terug. Hij verheugde zich al op het weerzien met het abrikozenboompje. Toen hij de tuin naderde wist hij niet wat hij zag. Hij moest echt even twee keer kijken om zijn ogen te kunnen geloven. Daar stond ze. Schitterend was het boompje en helemaal vol in bloei. Hij landde weer op een van de takken van het boompje en snoof de heerlijke bloesemgeur op. Het boompje herkende de merel meteen en was vol trots over haar prachtige bloesems. Ze zei: ”Merel, jij hebt mij iets heel belangrijks geleerd. Ik weet nu dat ik altijd mag vertrouwen op mijn eigen kracht. Dat ik niet bezig hoef te zijn met “voldoen” maar alleen maar “volledig” hoef te “zijn”. Ik zal nog meer groeien en bloeien, ieder jaar weer. Gewoon omdat het kan!”
De merel kreeg daar een heel warm en voldaan gevoel van en toen hij later weer wegvloog naar een andere bestemming, riep het boompje hem nog na: ”Kom maar terug tegen het einde van de zomer, dan trakteer ik je op een paar lekkere abrikozen!”